Vrijdag 24 mei

Fuente del Arco, waarom zijn we hier toch heengereden? Vanwege een mini-Sixtijnse kapel (zoals die in Rome). In de 13e eeuw gebouwd door Jayon, als dank aan de Heilige Maagd, die hem van zijn blindheid had genezen. Hij was een moslim die in ruil daarvoor Christen moest worden.
De ridders van de Orde van Santiago (een soort Tempeliers) herbouwden de inmiddels verlaten en vervallen kapel in 1494. Ze verbleven hier tot in het midden van de 19e eeuw. Vanaf de begintijd tot aan het eind is de kapel vol geschilderd met o.a. afbeeldingen uit het oude en nieuwe testament, zowel de muren als het plafond zijn bedekt, vandaar de bijnaam Sixtijnse Kapel van de Extremadura.
We rijden erheen door het droge heuvellandschap met de vele olijfbomen, het laatste stukje een beetje hotsend en klotsend, maar goed te doen. Wat een uniek landschap is dat hier toch.
Er zijn maar beperkte, dagelijkse openingstijden, maar de kapel wordt grootschalig hersteld en we kunnen bijna meteen met ons bezoek starten. We krijgen uitleg van een aardige mevrouw, die met een vertaalapp zich verstaanbaar maakt. Eerst zien we de "offers" die mensen hier gebracht hebben, o.a. een trouwjurk en een doopjurk, daarna nog de keuken en voorraadkamer en dan zien we de kapel, die oogt als een prachtig stripboek. Overal afbeeldingen, gescheiden door mooie geschilderde randen. Een gouden retabel zonder Mariabeeld (weggehaald vanwege de verbouwing?). We kijken onze ogen uit 😳.

Hierna een klein stukje terug op de route van gisteren om het Castillo de Reina en het Romeinse Theater te gaan bekijken. Onderweg treffen we een wel heel apart waarschuwingsbord: pas op voor overstekende lynxen!
Het kasteel is gebouwd in de 12e eeuw door de Arabieren en later aangepast door de Christenen. Het ligt boven op een hoge bult en om er te komen worden we eerst door het plaatsje Reina geleid. De straten zijn smal en het is even billen knijpen, maar uiteindelijk kunnen we de camper veilig langs de kant parkeren om het laatste, wel heel steile stuk omhoog te lopen.
De weg wordt geflankeerd door hoge oleanders en door amandelbomen en in de wijde omtrek zien we de grote tegenstelling in begroeiing tussen de koelere heuvels (links) en de hete, droge dalen (rechts).
We lopen rond over het grote terrein en krijgen uitleg via borden die her en der geplaatst zijn, het looppad wordt net gemaaid en de kapel is op dit moment open. En dat allemaal zonder dat er ook maar ergens entree betaald hoeft te worden.
Terug bij de camper is het nog een klein eindje naar het Romeinse Theater uit de 1e eeuw na Chr. Het is onderdeel van Regina Turdulorum een belangrijke Romeinse plaats op een van de verbindingswegen in Spanje.
De resten van de stad en het theater zijn opgegraven in de jaren 70 van de vorige eeuw en ook hier kunnen we zo weer inlopen. Er zit wel een ambtenaar, maar die zegt alleen maar "ola" en wijst hoe we moeten lopen. Dat doen we dan ook maar en komen via de overblijfselen van de oude stad uit bij het theater. Een deel van de oorspronkelijke stenen van de gebouwen is door de Arabieren gebruikt om het Castillo op de heuvel te bouwen, recyclen is blijkbaar van alle tijden 😂. Het theater is "klein maar fijn". Een deel is origineel en een deel opnieuw gebouwd met polyester (niet bedoeld om op te lopen).

Het is warm, ruim 30 ⁰C, en we hebben behoefte aan een beetje schaduw. Die vinden we op een picknickplek tussen de olijfbomen. Lekkere plek voor lezen en rusten.

Daarna is het nog zo'n 100km naar Sevilla, die stad gaan we morgen bezoeken vanaf een camping. Maar voor vanavond is er nog een camperplek: bij het Repsol benzinestation in Guillena, net ten noorden van Sevilla. Het is er warm, er worden heel veel auto's gewassen (met roze shampoo!), wat een flinke herrie oplevert, maar vanavond zal het vast beter worden.

Zaterdag 25 mei

Na vanmorgen de nodige boodschappen bij elkaar vergaard te hebben, rijden we door naar Dos Hermanas. We installeren ons op camping Villsom, het ligt in een heerlijke schaduwrijke omgeving onder sinaasappelbomen en palmen. Het zwembad ligt vlak voor onze (camper)deur. Vandaag wordt weer een hete dag, 34⁰C. Tegen half twee maken we ons klaar om naar Sevilla te gaan.
De bushalte is 400 meter verder, dus eerst wandelen, dan metrobus en vervolgens metro. Je moet er iets voor over hebben.

Elf jaar geleden waren we ook hier en hebben toen al een aantal bezienswaardigheden bekeken, nu op zoek naar nieuwe dingen.
Het is behoorlijk druk in Sevilla. Kathedraal van binnen bekijken wordt weer geen optie (net als destijds), meterslange rij en alles is gereserveerd. Morgen overigens hetzelfde probleem, dus dat schuiven we maar weer door voor een volgende keer.
Dan maar de stadswandeling. We wandelen door een aantal wijken, alle kerkdeuren zitten dicht, wel veel grote gebouwen, mooie bouwstijl en kleuren. Genoeg te fotograferen dus. De paardenkoetsjes zijn nog dezelfde als 11 jaar geleden.

Het stadhuis aan de Plaza Nueva heeft aan de voor- en achterkant een totaal verschillende bouwstijl. Alsof beide kanten in andere eeuwen zijn gebouwd. Ertegenover staat de kerk Iglesia del Salvator en die is wel open. Bij de kassa vragen ze of we een combiticket willen voor de kathedraal en de Giralda (toren). We krijgen dan voorrang bij een speciale ingang, vandaag en morgen geldig. Kijk, dat is nou even een meevaller! Meteen doen natuurlijk ☺️.
De geschiedenis van de Iglesia del Salvador is net als vele andere. Eerst stond hier een basiliek (Romeinse tijd), daarna een moskee (Arabische heerschappij). Vervolgens bouwde men de huidige kerk (1679) en2 keer want de 1e keer stortte die in. Een roze gevel uit natuursteen en baksteen, het voorbeeld van de Sevilliaanse barok. Het altaarstuk valt wel heel groot uit 😲 en ook de koepel. Maar eerlijk is eerlijk, het is wel mooi en indrukwekkend.

Plaza de España is in 1929 in een halve cirkelvorm gebouwd ter ere van een tentoonstelling. Bijzonder zijn de 52 bankjes en mozaïeken van tegeltjes die aan de voet van het gebouw te zien zijn. Deze 52 tableaus beelden alle 52 Spaanse provincies uit. De tegeltjes zijn typisch Andalusische tegeltjes, de zogenaamde azulejo's. Dat alle Spanjaarden zich met het "eigen" provincie tableau willen laten fotograferen is dan ook geen wonder.
In het midden van dit grote plein staat een fontein. Eromheen een ronde gracht met prachtige bruggetjes.
We worden verrast met een gratis flamenco voorstelling, heel mooi en temperamentvol uitgevoerd. Herman, deze moet je ons maar niet leren met dansles, te gecompliceerd!
Onze indruk van Sevilla is hetzelfde als destijds: levendig, gezellig, druk en warm.
Terug met de metro heeft nog wat voeten in aarde, het loopt niet helemaal soepel. Voor een klein bedrag zouden we als we met de bankpas inchecken terug moeten kunnen reizen. Dit had een controleur ons vanmorgen in keurig Engels uitgelegd.
Helaas, dat klopt niet precies met wat er wordt afgeschreven van de rekening 😡 ( 't werd een duur ritje). Morgen toch maar de gewone bus nemen?

10 km hebben we vanmiddag gelopen.
Na terugkomst wachten er nog een aantal klusjes, waaronder wassen. Eindelijk van die vieze stinkende handdoeken af waarmee we de lekkage opgevangen hebben.

Zondag 26 mei

De tweede dag Sevilla. Vandaag een rustig begin, met o a. pancakes voor ontbijt en bijwerken Polarsteps. Tegen 12 uur stappen we uit de metro (toch maar weer ipv de bus), intussen is ons beloofd dat we het hoge bedrag van de metro gisteren terugkrijgen, het was bedoeld als een tegoed, eind goed al goed.
Mooi op tijd om nog een klein stukje flamenco mee te pakken (minder indrukwekkend dan gisteren) en naar de Torre del Oro (Gouden Toren) te gaan.
De toren dateert uit het begin van de 13e eeuw en behoorde tot de stadsmuren. Nu kunnen we de toren beklimmen en het scheepvaartmuseum in de toren bezoeken.
Gelukkig is het niet al te druk en hebben we een mooi uitzicht over de rivier de Guadalquivir. Het museum is klein, met vooral veel replica's van schilderijen uit de koloniale en ontdekkingsreizen-tijd. We zien o.a. een model van de Santa Maria, het schip waarmee Columbus naar Amerika voer. Een leuk museum om even door te lopen op weg naar beneden.
We lopen nog een stukje langs de rivier en dan wordt het tijd voor de Kathedraal en de Giraldatoren. Gaat het nu echt lukken?

We zien al weer een lange wachtrij voor de ingang en iedere bezoeker wordt vrij uitgebreid geïnspecteerd voordat hij/zij naar binnen mag. Wíj lopen direct naar de poort, laten ons ticket zien, tassen worden gecontroleerd en we zijn binnen. Niet te geloven hoe snel dat gaat! Binnen 5 minuten staan we in de kerk.

De Catedral de Santa María de la Sede is de grootste gothische kerk van de wereld. De kerk is 126m lang, 83m breed en 43m hoog op het hoogste punt in de kerk. De Giraldatoren is 96m hoog.
Het gebouw is eind 11e eeuw begonnen als moskee en vanaf 1248 is het een kathedraal. De sinaasappelhof, de aangrenzende toegangspoort en de Giraldatoren zijn nog uit de moskeetijd.
De kerk oogt groot en ruim van binnen. In het midden 2 vierkanten met ertussen banken. In het ene zien we het koor en 2 orgels met prachtig houtsnijwerk en in het andere het gigantische, goud-blinkende hoogaltaar, de Capilla Mayor, waarop de Virgin de la Sede centraal staat met eromheen 44 afbeeldingen uit het leven van Jezus en Maria, versierd met heel veel bladgoud. Beide hebben een mooi versierd hekwerk ter afsluiting. Langs de buitenkanten zijn de gebruikelijke zijkapellen geplaatst met grafmonumenten, beelden en schilderijen. Hier is ook het praalgraf van Cristoffel Columbus, of hij echt zelf in het graf ligt is nog steeds niet duidelijk.
Wij worden vooral enthousiast van de Sacristia Mayor: een ovalen gebouw, dat prachtig versierd en geplaveid is. Kleurrijk en oogt moderner dan de meeste andere onderdelen.

En dan komt de Giraldatoren. Geen trap die omhoog leidt, maar hellingen, 34 stuks. En helemaal bovenaan dan toch nog 1 trap.
Onderweg zien we langs elke zijde het uitzicht groeien en eenmaal boven kunnen we de hele stad zien. Hier hangen ook de klokken en we zijn precies op tijd om ze te horen (gelukkig niet allemaal).
Beneden nog een prachtig zilveren Maria-altaar en dan lopen we via de sinaasappelhof naar buiten.
De kerk is misschien wel de grootste, maar over het geheel genomen vinden we haar toch niet de mooiste, ondanks een aantal prachtige hoogtepunten. Toch mooi dat we hem (eindelijk) gezien hebben.

Het is mooi geweest, we gaan terug zoals gekomen, met metro, bus en benenwagen en zijn om 18 uur weer op de camping.
Tijd voor de tweede ronde was draaien en heel voorzichtig ophangen. Rode aarde en droogte zorgen ervoor dat je binnen de kortste keren roze onderlakens en idem dito onderbroeken hebt.

Tenslotte nog een paar baantjes trekken in het zwembad naast de camper. Afgekoeld gaan we de avond in.

Maandag 27 mei

Tijd om op te breken. Vanmorgen eerst nog de camper onder handen genomen. Richard de buitenkant en ik mag binnen poetsen, eigenlijk altijd dezelfde verdeling. Lozen, vullen en tegen 12 uur rijden we weg van de camping. Het is druk op de wegen rond Sevilla, maar naarmate we verder komen wordt het rustiger. Bij het plaatsje Palos de la Frontera gaan we een kort tochtje fietsen, ruim 14,5 km. Er is een fijne, beschaduwde parkeerplek in een mooi parkje, met zicht op de kerk. Eerst fietsen we het plaatsje door. Allemaal witte huisjes en keurig onderhouden met veel tegeltableaus en versieringen. Een paar kilometer verder zien we de witte Cristóbal Colón oprijzen. Geplaatst in 1992, 50O jaar nadat Christoffel Colombus Amerika ontdekte. Twee vrienden van hem (zeekapiteins die hem vergezelden) zijn hier geboren. Een goede reden om een heel jaar feest te vieren. Een prachtige laan met weer veel kleurrijke tegeltableaus leidt erheen. Er staat ook een standbeeld van hem in dit prachtige park met veel bloeiende canna's. Iets verderop staat het Monasteria (klooster) de la Rábida. Aan de andere kant van de straat ligt een botanische tuin, die helaas gesloten is. Wat is er hier veel te zien! Klein stukje verder staat het Museo Muelle de las Carabelas. Hier zijn replica 's van de drie schepen (waaronder de Santa Maria, het vlaggenschip van Columbus), die de verre reis naar Amerika maakten. Deze drie zijn al op verschillende tentoonstellingen in heel Europa en in Amerika geweest. We zien ze liggen maar het museum is al dicht. De pier die er tegenover ligt is ook vanwege deze festiviteiten gebouwd. Het haventje stelt niets meer voor, wat bootjes liggen her en der in het water. We staan eigenlijk overal veel te lang stil, maar het is zo mooi hier. De aardbei teelt is hier belangrijk maar de plastic tunnels waaronder ze staan ontsieren de omgeving, jammer. Het laatste gedeelte gaat langs de rivier de Rio Tinto, een heel brede stroom. Een stuk brak land met poeltjes, prachtig bloeiende struiken, droge gebarsten grond en witte zoutvlakken wisselen elkaar af. Het is genieten van deze mooie natuur en de vogels (waaronder flamingo's). We fietsen op een botergeel fietspad terug tot we weer bij de camper zijn.

We moeten na de tocht nog wel even doorrijden tot aan de cp van Matalascañas. Morgen vroeg op voor een volgende activiteit, dus hoe dichter we bij die plek overnachten, hoe beter het is. Het is zeker geen straf hier te zijn want 50 meter verderop is de zee! Grappig is dat we vandaag drie kleuren zand hebben gezien en gevoeld. Het rode zand bij de camping, het gele op de fietsroute en het witte zand van het strand tussen onze tenen.

Dinsdag 28 mei

Gisteravond de wekker op 6.15 gezet. Niet om te gaan werken, maar we hebben om 8 uur een afspraak. Het is nog donker als we opstaan (zon komt nu pas op). Eten, tassen inpakken, kwartier rijden en we zijn op tijd. Vandaag gaan we met een 4x4-bus het Nationaal Park Doñana bezoeken. Samen met zo'n 30 anderen worden we 4 uur en 70km rond gereden door de verschillende leefomgevingen (biotopen met een mooi woord) die het park kent: het strand, de duinen en dennen, het wetland en het bos- en struikengebied. Grotendeels alleen op deze manier te bezoeken. Het gebied is 10000 jaar geleden ontstaan nadat de rivierdelta werd afgesloten door het oprukkende zand. Dat zand zorgde voor duinen, de rivieren voor meren en moeras en de mensen voor de parasoldennenbossen.

Via een 6m hoge duin, steil omhoog en omlaag gaan we als in een achtbaan hotsend en klotsend het strand op. Daar gaat de rit verder langs en soms door de vloedlijn, een heel spectaculair begin. Een vlucht meeuwen, een zwarte wouw en een dode zeeschildpad zien we terwijl de bus slippend voortrijdt. Er staan een paar vissershuisjes die gemaakt lijken van wrakhout. Deze beroepsvissers zijn de enige mensen die hier op het strand mogen wonen. Dit strand is het langste, ongerepte, strand van Spanje: 28 km.

Een aantal kilometers verder gaat het weer steil omhoog de duinen in en we zien hier parasoldennen die nog maar net boven het zand uitkomen, ze leveren strijd op leven en dood met het zand, dat probeert ze te verzwelgen. De hier horende jeneverbessen staan fier op de toppen van de duinen.
De bus rijdt omhoog en omlaag door het rulle zand. Hij heeft een systeem om de bandendruk te verlagen of verhogen, waardoor de banden grip hebben in het rulle zand.

Ergens halverwege mogen we even uitstappen om de duinen aan den lijve te ervaren. De chauffeur heeft ons net vanuit de bus een paddenspoor laten zien en zelf vinden we ook nog een spoor van een hagedis. Er staan ook eenzame paarse bloemetjes. Weer verder en in de schaduw van een boom spotten we nog een hert. We naderen de bossen, zien in de verte damherten en everzwijnen en in de lucht zweeft volgens de chauffeur een slangenarend.
Er grazen koeien en paarden die aan boeren toebehoren, maar hier het hele jaar mogen rondlopen.

In het wetland treffen we een kurkdroge vlakte, het heeft te lang niet geregend. We zien een paar paarden die drinken bij het laatste stroompje dat er nog is. Heel in de verte is wel de Guadalquivir rivier te zien en daar zitten ook flamingo's. Ze hebben dit zoutwatergebied dat ook na lange droogte telkens weer opbloeit, nodig om aan hun voedsel te komen. Er zweeft nog een slangenarend en de chauffeur draait een pirouette met de bus om hem aan iedereen te kunnen laten zien. We hebben een fijne gids en een goede chauffeur getroffen. Hij doet de uitleg gelukkig ook in het Engels, waardoor het (redelijk) verstaanbaar is.

We passeren een kerkje en later een groot gebouwencomplex, één van de 4 "paleizen" in het park. Dit wordt door de regering gebruikt om bv regeringsleiders te ontvangen. Nu liggen er 2 herten bij de ingang, ze blijven ook als we ze naderen ontspannen hun ding doen. We krijgen weer even een pauze bij een groepje aarden hutten. Deze zijn gebouwd en gebruikt door de boswerkers die hier woonden vanaf het midden van de 19e eeuw (zo'n 200 families) tot 1980. Inmiddels zijn ze dus verlaten.
In het bos liggen her en der houtstapels, die worden gebruikt om de konijnenstand te helpen verbeteren, ze kunnen hierin schuilen tegen de vossen. Ingrijpen is noodzaak want ook hier heeft de konijnenziekte flink toegeslagen. De Europese palm die we hier treffen is de enige inheemse palm van Europa.
Weer terug op het strand zien we heel veel krabbetjes rondkrabbelen en dan boldert de bus met zo'n 50 km/u over het strand dezelfde weg weer terug.
Wat een ervaring was dat, helemaal te gek!

We zijn maar een paar kilometer van El Rocio vandaan, een dorpje met zandwegen ipv asfalt. Het is beroemd vanwege de Pinksterprocessies, die elk jaar 1 miljoen bezoekers trekken. De mensen komen dan op paarden of met koetsjes. De parkeerplaatsen bestaan dan ook uit balken om de paarden aan vast te zetten. Vandaag zien we echter alleen auto's, lopen een rondje door het "Wild West"-dorpje, scoren een brood en gaan weer verder.

Een paar uur later bereiken we Portugal en direct na de grens vinden we in Castro Marim een camperplek aan de voet van het kasteel.

Woensdag 29 mei

Vandaag beginnen we aan een nieuw avontuur: Portugal. Het duurt even voordat we erachter komen dat er 1 uur tijdsverschil is met Spanje, stomweg vergeten. Het geeft wel een uurtje tijdswinst.

Een rondje door het dorp Castro Marim rond de klok van tien levert mooie beelden op: zoutwinning, molen, kerk en vestingwerken. Een tweetal kastelen torent hoog boven het dorp uit. Bij één van de twee geeft een oude inscriptie boven de poortdeur aan dat het dateert uit 1247. Dit is één van de eerste officiële teksten in het Portugees. Dorpsbewoners die ons passeren groeten vriendelijk. Het wordt tijd voor onze eerste Portugese woordjes: Bom Dia (Goeiedag)

Wat verder naar het westen ligt Cacela Velha, een dorpje met wit/blauwe huizen, een mini fort en een mooie baai met strand. Trapjes af naar het water, borden waarschuwen ons voor kameleons en slangen. Geen van twee gezien overigens. Wel krabbetjes die zich ingraven in het zand en af en toe even naar buiten piepen en bloeiende cactussen.
Op de terugweg wandelen we langs het kerkhof. Wat dat is weet ik niet, maar daar lopen we vaak even over heen. Zo ook met deze. Het is een keurig onderhouden (zoals zo vaak in het buitenland) ommuurde plek, met de meeste graven boven de grond. We zien zelfs nog een graf met een Nederlandse naam en opschrift.

De overnachting is op de Area de campingcar in Estoi. Een rode zandvlakte, ooit voetbalveld. Warm, maar door een lekker briesje goed uit te houden.

Zo'n vijfhonderd meter verderop staat het roze Paleis van Estoi, verbouwd in de 19e eeuw door de rijke apotheker Da Silva. Het heeft verschillende bouwstijlen (rococo, barok en art nouveau). Rond de eeuwwisseling is het gerenoveerd en nu zetelt er een hotel in, met zwembad. Als niet-gast betaal je drie euro om binnen rond te kijken. In het nieuwe gedeelte met zwembad mag je niet komen. Het is een beetje vreemde combinatie om op deze manier oud en jong te combineren.
De voormalige kapel is nu de receptie ruimte. Kamers met namen als Salão Verde, Nobre en Estoi hebben prachtige plafonds, hoge spiegels en kroonluchters. Vanaf het balkon kijk je uit over de mooie tuin met sculpturen, fonteinen en 2 theehuisjes (apart voor mannen en vrouwen natuurlijk).

Je hebt verschillende tuinniveaus. Eén ervan heeft Romeinse kolommen. Een andere heeft palmbomen, sculpturen en fonteinen.
Erg mooi zijn de tableaus met witblauwe azulejos tegen de wanden van de trappen in de tuin. Het verhaal gaat dat de Portugese koning zo onder de indruk was van het paleis en tuin dat hij besloot om Da Silva een adellijke titel te geven.

We eindigen bij het kerkje in het centrum: de Igreja Matriz de Estoi. Gebouwd in de 16e eeuw waar eerst een oude middeleeuwse kapel stond. De Italiaanse architect Fabri ontwierp het bouwwerk en zijn Italiaanse invloed is goed zichtbaar. Heel mooi om te zien, deze rococostijl.
Dan is de koek op, terug naar de camper en de rest van de avond doen we niets meer, alleen vroeg het bed in.

Donderdag 30 mei

De dag begint met een eitje, heerlijk buiten in de zon, het lijkt wel vakantie☺️. Na dit rustige begin kunnen we er weer tegenaan en rijden we naar Faro. We parkeren aan de buitenrand (bij de Lidl, is ook een CP) en lopen deels langs het Canal de Faro, voorbij de haven de 12e eeuwse stadspoort door (Arco da Vila, met ooievaarsnesten), hier zien we de oude stadswijk en hier is ook de Sé, de kathedraal van Faro. Er is een mis gaande (het is vandaag Sacramentsdag), dus moeten we wachten tot die voorbij is.
We eten onze bij de Lidl gescoorde amandeltartelets, heerlijk. De mis is nog steeds bezig als de tartelets zowat verteerd zijn en we besluiten later maar terug te komen. We lopen intussen naar de Capela dos Ossos, een knekelkapel. Helaas, hier houdt men siësta en de komende uren zijn de deuren ook hier dicht. We lopen terug door de stad (en een marktje) en een paar winkels zijn open. We scoren een rugzak, deels van kurk, apart en mooi. Dat maakt de dag weer zonnig (was het toch al wel: 30 ⁰C met een licht verkoelend briesje).
Terug bij de Sé blijken we inmiddels naar binnen te mogen. Wat een mooie, lichte kerk! De zijkapellen zijn in barok uitgevoerd en de muren en het plafond van de kerk zijn stijlvol wit met goud. Het orgel is met Chinese motieven beschilderd. We lopen nog even naar het bottenkapel (een kleintje) en door het museum en genieten van het uitzicht over het water vanaf de toren.
Meer hoeven we niet te zien in Faro, in onze ogen een wat verpauperde stad, met een hele mooie kathedraal.

Later in de middag maken we een wandeling in het park Rio Formosa, de CEAM. Via Komoot een bijna 4km lange route gedownload. Een erg mooie wandeling door de zoutmoerassen. We zien o.a. steltkluten, blauwe eksters, reigers en ooievaars, een wulp en honderden wenkkrabben. Ook nog resten van Romeinse gebouwen en zoutwinning-bassins, een getijdenmolen en een irrigatiesysteem. Wat kun je op zo'n kleine wandeling toch weer veel ontdekken.

We hebben intussen contact gehad met neefje Marcel en nichtje Astrid die ook door Spanje en Portugal reizen en ze naderen in rap tempo. We spreken af op de CP in Olhâo samen te komen. De beloofde fles gekoelde Mateus rosé blijkt heerlijk en de reisverhalen zijn fijn om te delen, kortom het was nog lang gezellig op de CP.