Vrijdag 10 juli

Het Llangollen International Musical Eissteddfod is een jaarlijks terugkerend festival in Wales met literatuur, muziek en optredens. De traditie stamt al uit de 12e eeuw, maar men is het pas vanaf 1792 weer gaan vieren. 

Het is droog vanochtend, zelfs met een zonnetje. Vanaf de camping is het twintig minuten fietsen langs het kanaal, piece of cake. Na een paar keer vragen en anderhalf uur (!) later arriveren we eindelijk op het terrein. De opzet is niet zo groot als verwacht. Er zijn drie buitenpodia en 1 hele grote tent. Verder natuurlijk de eettentjes, om alle magen goed gevuld te houden en een aantal kramen met allerlei koopwaar. De muziek is erg leuk, vooral bij de buitenpodia (spontaner en meer contact). Zang, dans en muziek wordt er de hele dag door gemaakt. Ook de Welshe taal, een Keltische taal, is regelmatig te horen. Deze dag wordt beëindigd met het zingen van het volkslied van Wales. Mooi!! 

Dik tevreden stappen we tegen vijf uur weer op de fiets. Het wordt kouder en we besluiten nu een andere weg te nemen, niet die over het aquaduct. Dat blijkt een goede zet en binnen een half uur komt de camping in zicht. Met een lekker glaasje wijn besluiten we deze mooie dag. Het was er één met overdag geen regen!

Zaterdag 11 juli

Vanmorgen na het wakker worden bekijken we de weersvooruitzichten niet 1 maar wel 2 keer. Het lijkt over een paar daagjes wat stabieler weer te worden. Eigenlijk willen we hier blijven, er is nog zoveel te zien! Onze eindconclusie luidt dan ook: we gaan verder naar het Noorden, ons plan volgen! Zo gezegd, zo gedaan. Zwembroeken ver weg gestopt onder in de kleerkast en de truien maar boven op de stapel gelegd. Deze regendag gaan we op weg naar Dolwyddelan, zo'n 95 km verder. Als de plaats in zicht komt is het droog. Dus snel de wandelschoenen aan, voor een tocht van zo'n anderhalf uur.
Het is een mooie natuurtocht met onderweg borden om het één en ander uit te leggen. Zoals de geschiedenis van de ruïne die we passeren. Dit gebouw begon in de 15e eeuw als een één-kamer cottage. Het is meerdere malen verbouwd tot uiteindelijk een flinke woning. In de 19e eeuw woonden hier zelfs 20 mensen. Na WO I werd alles verlaten.

Het regent tegen de tijd dat we aankomen in Rowen (vlakbij Conwy). Minicamping Campsite Cefn Cae heeft een prachtige ligging. Snel een rondje lopen met Lot want de regen zal alleen maar meer worden vanavond en vannacht. 

Zondag 12 juli

Het zonnetje wekt ons en daarom vroeg het bed uit. Lot heeft weer zijn gebruikelijke spelletje met kippen, die ook hier loslopen. Kostelijk om te zien.

Bodnant Garden is de mooiste tuin van Engeland en laat het daar vandaag een geschikte dag voor zijn. Op weg daar heen passeren we Conwy Castle, dus de eerste stop is een feit.

Het kasteel is gebouwd tussen 1283 en 1289 in opdracht van koning Eduard I van Engeland als onderdeel van een campagne: Wales te overwinnen. Alle muren waren dichtgepleisterd, wat een enorm effect had. Het kasteel is nooit belegerd geweest tot in de burgeroorlog en slechts zelden gebruikt in de 14e eeuw. In het voorste gedeelte bevonden zich de keukens, de brouwerij, de stallen en het bakhuis. Via een bewaakte poort en een ophaalbrug kom je in de koninklijke vertrekken, althans dat wat er nog over is. Ook de waterput bevindt zich hier, belangrijk want bij een belegering heb je dat nodig om te overleven.

De torens kunnen beklommen worden en vanaf de kantelen heb je een schitterend uitzicht over de rivier de Conwy. Het kasteel staat op de Werelderfgoedlijst.  

Het kleinste huis van Groot Brittannië staat vlakbij en is felrood geschilderd en het bekijken waard. Slechts 1,80 meter breed en drie meter hoog. Tot 1900 bewoond door de 1.80 meter lange Robert Jones, een visser. Nu mogen er 4 toeristen per keer in de twee kamertjes die het huisje rijk is, meer past dus echt niet. Het is officieel erkend door Het Guinness Book of Records. Wij houden het bij het bekijken aan de buitenkant. 

Bodnant Gardens, in het Welsh Gardd Bodnant, is een wereldberoemde botanische tuin en Arboretum, in totaal zo'n 80 ha. groot. Het bestaat uit twee delen. In het bovenste deel zien we Bodnant Hall. Gebouwd in 1792 en de huidige eigenaar is Lord Aberconway. Deze tuin is terrasvormig aangelegd en heeft waterpartijen en grasvelden. De prachtige plantenborders en bomen komen uit de hele wereld. Het onderste deel staat bekend als de wilde tuin en ligt in de vallei van het riviertje de Hiraethlyn. Het zonnetje is doorgebroken en dit is genieten met de hoofdletter G. Wat is dit mooi aangelegd en wat een verscheidenheid aan planten, in bloei maar ook in geuren. We verbazen ons weer over de grootte en omtrek van de mammoetbomen, waar er hier verscheidene van staan. Rond vijf uur houden we het voor gezien. Hondsmoe van al het wandelen en intussen valt er weer een klein beetje regen. 

We zetten koers naar het eiland Anglesey. De camperplaats in het Newborough Warren National Nature Reserve blijkt deze keer wel geschikt. We staan vlakbij een drietal sculpturen, ze beelden het helmgras uit . De avondwandeling gaat door een groot duingebied, een kudde Welsh-mountain pony's heeft hier zijn habitat. Op het strand nog even lekker uitgewaaid en daarna terug naar de camper. Plannen voor de komende dagen uitgewerkt en gedoucht. Wat kan het toch prachtig zijn als het weer meewerkt!

Maandag 13 juli

De wandeling gaat vandaag over een stukje van het Wales Coast Path en start in Breakwater Park. Hoog boven het water lopen we tussen varens en bloeiende heide, genietend van de mooie uitzichten. De zon doet zijn best en het pad is goed aangelegd. Een stenen hut richting North Stack verbaast ons. Niet precies wetend wat het is lopen we er nog even omheen maar zien niets bekend. Later lezen we dat een soort heiligdom zou zijn waar niemand veel over kan vertellen. Het blijft klimmen en dalen en regelmatig zien en horen we veel vogels op de kale rotsen. Het plan is om naar de South Stack te lopen tot aan de vuurtoren die op een klein eilandje ervoor staat. Helaas blijkt dat weer eens makkelijker gezegd dan gedaan, het is gewoon te ver. We hebben de vuurtoren gezien van een afstand, maar besluiten om via Holyhead Mountain (216 meter hoog en het hoogste punt van het eiland) terug te keren. Dit is nog lastiger dan gedacht, want het pad dat we belopen is al langere tijd niet gebruikt. Varens en bramen tieren er welig en zijn inmiddels meer dan een meter hoog. Uiteindelijk zijn we toch redelijk snel weer beneden, maar net langzamer dan de bui die ons inhaalt.

Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch. Ja, probeer dat maar eens uit te spreken. In het Engels klinkt de uitspraak ongeveer zo: Llan-vire-pooll-guin-gill-go-ger-u-queern-drob-ooll-llandus-ilio-gogo-goch.Vertaald betekent de naam “Parochie van de Heilige Maria in het dal van de witte hazelaar bij de snelle maalstroom en de parochie van de Heilige Tysilio bij de rode grot”. De inwoners van dit dorp bedachten de naam in 1860. Ze wilden namelijk de langste naam van elk treinstation in het land hebben. Hiermee hoopten ze toeristen naar hun dorp te trekken en zo de lokale economie een boost geven. Die missie lijkt geslaagd: ook wij willen daar op de foto. 

Op weg naar het middeleeuwse Kasteel van Caernarfon, inmiddels weer in de stromende regen. Met nog een uurtje voor sluitingstijd werken we dit kasteel in snel tempo af. Gebouwd tussen 1283 en 1330 in opdracht van Koning Edward I. Het heeft unieke veelhoekige torens en gekleurde banden in de rode stenen muren. Het kasteel is bijna helemaal intact en geeft ons een goed beeld van het leven in deze burcht. Prins Charles werd op 26 juli 1958 Prins van Wales en op 1 juli 1969 door zijn moeder op Caernarfon Castle geïnstalleerd. Speciaal voor deze gelegenheid had hij de Welshe taal geleerd. Hij is de oudste prins van Wales in de geschiedenis. In het museum vinden we nog de stoel en het knielbankje terug, die gebruikt zijn bij de ceremonie. 

Bij de haven is een gezin bezig met het vangen van krabben. Dat gebeurt met behulp van een zakje spek. Zelfs de jongste van het gezin is fanatiek bezig. Een mooie hobby. 

Het zoeken naar een slaapplek wil maar niet lukken vanavond. De camping die we bellen neemt niet op. Dat wordt dan gewoon doorrijden. Tegen 23 uur staan we uiteindelijk in Corris. Vloeistoffen onderweg al gewisseld en het eten is achter de kiezen. Koffie slaan we vanavond maar voor 1 keertje over.

Dinsdag 14 juli

Vandaag maar weer eens wat kilometers maken, in totaal zo rond de 160. Maar goed, eerst maar eens ontbijten. We rijden een stukje verder want waar we overnacht hebben is het te druk. Overigens hebben we prima geslapen. De zee waar we langs rijden heeft vandaag allerlei tinten. Van blauw naar grijsblauw en dan naar groen met een zweempje roze. Het is eigenlijk niet te fotograferen, maar wel erg mooi. In de buurt van het plaatsje Crymych ligt een gereconstrueerd dorpje uit de ijzertijd, zo'n tweeduizend jaar geleden. Op deze plek hebben inderdaad de "roundhouses" gestaan. Archeologen en andere experts hebben met de hulp van vrijwilligers het dorp met dezelfde materialen als vroeger herbouwd. We nemen dus een duik in het verleden. Het blijkt voor onze Tomtom allemaal te moeilijk. Op een zeer smalle weg geeft hij aan dat de bestemming bereikt is. Voor onze neus staat een moderne boerderij. Dan het maar proberen via het kaartlezen en gelukkig... de aanhouder wint. Het Keltische dorp sluit al vrij vroeg maar gelukkig is er nog tijd genoeg om informatie op te halen en een gesprekje aan te knopen met vrijwilligers die uitleg geven op de manier hoe het gebouwd is. Ook veel gebruiksvoorwerpen zijn op de originele manier gemaakt en tentoongesteld. Het was een welvarend dorp dat hier ooit stond. Behalve een chieftain's house, zijn ook andere woningen en een graansilo heropgebouwd. Langzamerhand ontstaat er een beeld in onze hoofden hoe men hier leefde. Als het even droog wordt, kijken we wat verder. Er lopen varkens "uit de IJzertijd" hier rond, een heel speciaal soort. Bij een poeltje wordt aangegeven dat er "daub" gemaakt wordt, een mengsel van modder, koeienstront, water en stro. Met behulp van wilgentakken en daub worden de wanden van de woningen opgebouwd. Er staat zelfs een draaibank uit die periode.

Tussen de volgende buien door rijden we, weer eens over hele smalle weggetjes, naar Towyn Campsite bij Whitesands Beach. Even was het wat rustiger, maar na een uur begint het te hozen. Dit gaat de hele avond door en omdat we op gras staan maken we ons wel wat zorgen. Komen we nog weg morgenvroeg? Zo rond middernacht wordt het weer droog en bij controle blijkt de grond nog steeds hard, dus maar met gerust hart gaan slapen. Het is een dag met meer “downs” dan “ups” geweest.

Woensdag 15 juli

Gelukkig kunnen we goed wegrijden van het natte gras. Eerst maar eens naar White Sands Beach. Het zonnetje vergezelt ons, het lijkt een mooie dag te worden. Eenmaal op het strand zien we al diverse mensen in korte broek en hemdje op het strand liggen. En dat bij nauwelijks 15 graden. Onvoorstelbaar voor ons, wij hebben een t-shirt, dik vest en winddicht jack aan. Het is een prachtig breed strand en redelijke golven, waar mensen al aan het surfen zijn. Na een half uur komt er plotseling een dikke mist opzetten en koelt het verder af. Snel terug naar de camper voor een warm bakje koffie.
Na een goed half uur klaart het op en komt de zon terug. Onze wandeling rondom St. Davids Head kan doorgaan. En wat voor een wandeling, in 1 woord: schitterend. Twee en half uur zien we de mooiste uitzichten, heel veel bloeiende planten en paarden met veulentjes die door de velden galopperen. Eerst gaat het jack uit en wat later ook het dikke vest. De zon vergezelt ons de hele wandeling. Eenmaal terug halen we Lot op en gaan we picknicken op de weide, in korte broek!

St. Davids heeft een mooie, oude kathedraal. De eerste vermelding van de bouw was in 589, het jaar waarin St. David stierf. Hij was de patroonheilige van Wales en sindsdien is het een bedevaartsoord. In de loop der jaren is het vele malen aangevallen en vernietigd. In 1189 werd begonnen met de bouw van de huidige kathedraal. In 1220 viel de toren om en in 1247 was er een aardbeving. Het Bisschoppelijk Paleis ernaast, gebouwd in 1328, is nu een ruïne.
De kathedraal is een gebouw met prachtige houten plafonds en kapellen. Veel middeleeuwse graftombes van priesters en hoge adel en geweldig houtsnijwerk. Zoals iemand zei: "de geschiedenis druipt van de muren". De koorzetels zijn laat 15e eeuw en prachtig bewerkt. Soms met grappige afbeeldingen zoals "a seasick traveller". De Koningin heeft hier haar eigen zetel.

Tegen de avond rijden we door naar Dale. Op de Dale Hill Farm Camping staan we hoog en droog, wat er ook gebeurt. En met schitterende uitzichten. En nog een aardig feitje: deze dag was de eerste volledige droge dag in Wales. Zelfs weer even de korte broek aangehad!

Donderdag 16 juli

Hier niet ver uit de kust ligt Skomer Island. Samen met Skokholm broeden hier in de zomer 30.000 puffins of papagaaiduikers. Het zijn koddige vogels met hun opvallende zwart-witte verenkleed en grote snavel. Die snavel kleurt fel tijdens het broedseizoen. Ze zijn tussen de 30 en 40 cm en wegen minder dan één kilo. Wij zijn net op de juiste tijd hier want over een paar weken (augustus) vertrekken ze weer en leven ze op zee. We worden met een bootje naar Skomer Island gebracht. Met zo’n 50 mensen zitten we ongeveer als haringen in een ton. Er mogen maximaal maar 250 toeristen per dag naar het eiland om de nodige rust te kunnen blijven waarborgen. Het is en blijft een beschermd natuurgebied. Net onderweg of het begint alweer te regenen en dat zal het de hele dag blijven doen. Op de boot krijgen we allerlei instructies, o.a. op de paden blijven en de puffins niet aanraken. Hoe schattig ze er ook uitzien, ze kunnen venijnig pikken. Naast papagaaiduikers vind je hier ook alken, stormvogels, mantelmeeuwen, aalscholvers en alpenkraaien. En natuurlijk zeehonden in de zee of op de rotsen in het water. Eenmaal op het eiland wandelen we van het ene eind naar het andere. Dat is gelukkig niet heel ver, want het hele eiland is zo’n drie vierkante kilometer. Overal vliegen en zitten vogels. Geen wonder als je bedenkt dat er hier alleen al 120.000 pijlstormvogels zijn. In de vroege ochtenduren zijn ze een lekker hapje voor de mantelmeeuwen. Overal zien we dan ook kadavers liggen. En dan de puffins, waggelend komen ze naar je toe. Helemaal niet bang of schuw, eerder nieuwsgierig. En ze zijn een gewilde fotomodellen, we maken veel foto’s en zijn niet de enige. Aan de andere zijde van het eiland zien we de zeehonden, ze spelen heerlijk in het water en hebben geen last van de regen. Op een richel van een rotswand ziet het wit van de vogels. Het zijn zeekoeten, ze zitten er met héél veel. Zo verkennen we het hele eiland en vijf uur later komt het bootje ons weer afhalen. We dalen de steile trap af en stappen aan boord. Hier is niet echt een haventje, er hangen autobanden aan de rotsen waar de schipper de punt van de boot tegen aan laat varen. Het is een indrukwekkende dag, zoveel gezien! Maar we zijn ook moe en nat. Eerst naar de camper voor een kop hete thee en droge kleren. Daarna besluiten we samen dat we genoeg van Wales gezien hebben en de laatste vier vakantiedagen nog van de zon willen genieten en dat is het in het Zuiden van Engeland.

We rijden deze avond nog heel wat kilometers en tegen 20.30 uur arriveren we bij de Ty Coch Farm in Newport. Hier worden we hartelijk ontvangen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb