Zaterdag 22 juli

We gaan weer verder, naar Port Vendres om precies te zijn. Hier vlakbij de grens van Spanje hebben we een mooie kustwandeling gevonden rondom Cap Béar. Ook deze dag is het weer heel erg warm. Het eerste gedeelte is er zicht op Port-Vendres dat heel mooi aan een baai ligt. Cactussen en vetplanten groeien hier volop. Bij de ingang van de haven staat op een landtong een oude metalen vuurtoren, gebouwd in 1885. We ronden de kustlijn en zien niets dan de Middellandse Zee. Het laatste zuchtje wind is weg en we hebben het gevoel zo ongeveer gebakken te worden op de hellingen. Dan komt de vuurtoren van Cap Béar in zicht. Op de grond zijn ronde betonnen cirkels gebouwd. Het zijn kazematten waar de bunkerdelen van zijn gesloopt. Het stijgt en daalt hier wat, maar het lopen is over het algemeen niet moeilijk. Via Fort Béar wandelen we weer terug naar het beginpunt.

Op het eind van de middag vertrekken we naar de Gorges de la Fou. Hiervoor reizen we zo'n 80 km westwaarts, de Pyreneeën in. De Gorges de la Fou is een zeer smalle kloof, die is uitgesleten door de rivier la Fou. Deze kloof ligt vlakbij het plaatsje Arles-sur-Tech. Na betaling krijg je een helm, met de verplichting die te dragen. De kloof is 1700 meter lang, 250 meter hoog en het smalste gedeelte is 80 cm breed. Deze korte wandeling is een heel speciale. Je loopt alleen maar over roosters door de "smalste kloof ter wereld" (zegt men). Gelukkig is het hier een stuk koeler. Netten beschermen tegen vallende brokken steen; geen overbodige luxe, want er liggen er verscheidene op. Er zijn veel trappen die de tocht gemakkelijker maken.

Natuurlijk kleeft er weer een legende aan deze kloof: het zou een schuilplaats zijn voor heksen en kwade geesten. Niemand durfde deze kloof in vroeger tijden echt te verkennen. In de periode vanaf 1830 werd de kloof als schuilplaats  gebruikt door struikrovers. Ze zaaiden terreur in de omgeving en vluchtten de kloof in bij een achtervolging. In 1928 werd de kloof verkend, in kaart gebracht en er werd een wandelpad voor de toeristen aangelegd. Het tijdperk van de struikrovers was voorbij.

Camping "Le Riuferrer" in Arles-sur-Tech is vlakbij en heeft nog plek. Een rustige avond volgt.

Zondag 23 juli

We vallen weer eens met onze neus in de boter. Terwijl we deze zondag op weg zijn naar ons volgende doel rijden we door Céret. Gisteren is hier een Sardane-concours geweest. Als toegift speelt er deze ochtend een klein orkestje op het plein. In grote kringen dansen er mensen de Sardane. Er zijn behoorlijk wat toeschouwers op de been en daar willen we natuurlijk meer van weten en zien. Snel de auto aan de kant gezet en we begeven ons in het feestgedruis.

Eerst even een stukje geschiedenis: het dansen van "La Sardana" is een typisch Catalaanse traditie, een eeuwenoude Catalaanse volksdans die zijn piek kende in de zestiende eeuw. Tot op de dag van vandaag wordt de dans nog elke week gedanst in het centrum van Barcelona. Een traditie die men graag voortzet. De sfeervolle dans wordt aangevoerd door blazers die traditionele Catalaanse instrumenten bespelen (tenora, tible, flabiol en tamborí). In totaal 11 mensen bespelen 12 instrumenten. De flabiol (eenhandsfluit) en tambori (trommeltje) worden door 1 muzikant bespeeld. Wat een aparte muziek en de dans is moeilijker dan hij eruitziet, die kunnen we niet zomaar even meedansen. Het is een serieuze en beheerste dans, met maar 2 figuren, maar precies in het goede ritme en timing en ook de handen spelen een rol. Wij (die ook graag dansen) vinden het fascinerend.

We bezoeken nog snel L'Eglise Saint Pierre, de grootste barokke kerk van Frankrijk, met een torenspits uit de 11eeuw.

Voor het vervolg van deze dag rijden we naar Ille-sur-Têt. Hier ligt het erosiegebergte 'Les Orgues'. Het is tegenwoordig een beschermd gebied. Tegen een kleine betaling mogen we hier rondlopen en ervaren hoe erosie een berg kan veranderen. In eerste instantie lopen we door een rivierbedding. In de herfst  stroomt deze (over-)vol tot een rivier van soms wel 6 meter diep. Nu is het kurkdroog.

De paden zijn aangelegd en vergelijkbaar met een park. Gevaarlijke passages zijn met hekken beveiligd.
De bovenkant van de rotsen zijn van hard materiaal, de gele onderzijde is zand van de zeebodem. Door regen en wind "spoelt" het zand weg en wat overblijft zijn de meest grillige vormen. We zien de restanten van een 12-meter hoge heuvel, met de naam de Orgues, orgelpijpen dus. De pijpen veranderen bij elke regenbui  en daarmee verandert het aangezicht van dit amfitheater. Deze zandstenen aardpijlers worden ook wel "gekapte juffrouwen" genoemd, vanwege de hardstenen bovenlaag. In het doolhof zijn de verschillende kleuren goed te onderscheiden. De okerkleur wordt veroorzaakt door ijzeroxidatie, wit is de kleur van de klei. Groengrijze vlekken zijn op regen wachtende korstmossen en dan worden ze groen.
Dit proces duurt nog steeds voort en eens zal dit gebergte niet meer bestaan.... Gelukkig staat er nu nog heel veel overeind en kan iedereen (ook wij) ervan genieten.

Vanavond slapen we op de Camping Las Closes in Corneilla-de-Conflent, zo'n 28 kilometer verder. Maar eerst eten en alle indrukken verwerken.

Maandag 24 juli

Op naar de Abdij van St-Martin-du-Canigou. Deze abdij werd in het jaar 1001 gesticht door een graaf van Cerdagne.  In 1783 verblijven er nog maar 5 oude monniken die toestemming vragen om het klooster te verlaten. In de periode daarna worden de verlaten gebouwen door bewoners in de omgeving als steengroeve gebruikt. De kapittelen worden weggehaald om andere gebouwen te versieren. Begin 20e eeuw begint het herstel en in 1982 wordt de eerste restauratie afgesloten. Het ligt in het hart van het Canigou massief, op een hoge rotspunt. (1094 meter). Een prachtige, groene omgeving en alleen per voet bereikbaar. We starten in het dorpje Casteil en klimmen ongeveer 40 minuten.  Met een gids mag je de abdij binnen. De kloostergang, kloosterkerk en de crypte komen aan de beurt. De kerktoren is een massieve vierkante toren naast de kloosterkerk. Waarschijnlijk heeft er ooit nog een 4e verdieping op gestaan en is die in 1428 bij een aardbeving ingestort. Het lijkt nu op een vreemde afgeknotte toren. Vanaf 1988 wordt de Abdij bewoond door de Gemeenschap van Zaligsprekingen.

Volgens onze documentatie kunnen we via een ander pad weer afdalen naar het dorp. En dat in 30 minuten tijd. Nooit hetzelfde pad heen en terug lopen is ons motto (als er tenminste een andere mogelijkheid is). Zo gezegd, zo gedaan. Laat ons dat nou behoorlijk tegenvallen. Eén uur later zien we het dorpje pas weer terug en het loopje was niet echt gemakkelijk!

Les Gorges de La Carança, een prachtige naam voor een hele mooie bergkloof. Het is een wandeling van ongeveer 10 kilometer met zo'n 500 meter hoogteverschil. Het hoogste punt is op 1160 meter en we verwachten er ongeveer 4 uur over te doen.

Het begin van de kloof is vanaf de parkeerplaats in het gehuchtje Thuès-Entre-Valls. Eerst steken we een bruggetje over en volgen het pad door de vrij smalle kloof. Wat verderop slingert het pad zich over een korte afstand steil omhoog, de berg op. Prachtige uitzichten en aan de overkant van de kloof zien we het pad waar we straks over zullen terugkeren.  Dan wordt de weg opeens vlakker en achter een bocht onthult zich de kloof... wat is dit mooi! Dit hoge pad van meer dan een meter breed, uitgehouwen in de rotswand, is niet moeilijk te bewandelen.  Op een enkele plek waar het wel smaller is, zijn kabels gespannen waar je je aan vast kunt houden. Hoogtevrees is hier niet handig. We zien een adembenemend landschap en duizelingwekkende dieptes.

Daarna begint de afdaling naar de oevers van de rivier Carança met zijn watervalletjes. We klimmen een klein ijzeren trapje op en vandaar gaat het over een loopbrug die in de bergwand bevestigd is. Een stukje verder hangt een wiebelende brug waar je (weer via een trapje) overheen moet. Met de wandelstokken in de hand is dat niet echt handig, maar we komen er goed overheen. Wat een avontuur boven een onstuimige bergstroom.

Ook de weg terug is imponerend. Af en toe wat moeilijker passages via de rotsen, maar het gevoel een dak boven je hoofd te hebben en een gapende afgrond onder je voeten, is wel heel apart. Het laatste stukje is een steile afdaling en dan zijn we weer bij het begin. Wat een grandioos mooie tocht!

Via een mooie weg dwars door de bergen gaan we op zoek naar de camping Las Clotes in Egat.

Dinsdag 25 juli

We pakken ons boeltje weer op en rijden door naar Spanje. Onderweg nog een paar keer een stop. De ene keer vindt Richard een mooi gekleurde slak in de berm, de andere keer verbazen we ons erover dat de koeien zich goed aangepast hebben in deze omgeving. Zelfs het jonge kalfje schijnt er geen moeite mee te hebben. De koeienbellen maken duidelijk waar ze zijn.

Een plekje op Camping Vall de Ribes in Ribes de Freser is snel gevonden. Vanaf hier starten we een wandeling van zo'n 2,5 uur naar een tweetal mijnen. Volgens de toeristeninfo een makkelijke tochtje.  De wandeling begint met een mooi pad achter de woonhuizen van dit bergdorp en verdwijnt in het bos. Het is even zoeken naar het pad, daarna gaat het vrij steil omhoog. Het pad komt uit op een weide waar veel koeien lopen. Deze wei moeten we oversteken. Helaas, een paard dat hier bij de kudde loopt als beschermer, voelt zich bedreigd. Hij ziet ons als indringers en komt op ons af. Richard die paardenkennis heeft, "leest"  de manier waarop hij dit doet als een aanval. We rennen terug naar het bos en blijven achter de bomen staan, best wel beangstigend. Het paard blijft ook staan. Nog een paar keer doen we een nieuwe poging, maar we komen er niet langs. Met opgeven staart en luid hinnikend laat hij ons weten wie hier de baas is en dat zijn wij dus niet! Er zit niets anders op dan de wandeling af te breken. Wel lopen we nog naar het toeristenbureau en melden dit. Tot op heden is dit nog nooit gebeurd en ze zullen het aan de eigenaar doorgeven.

Woensdag 26 juli

In Ribes de Freser begint een prachtige rit door de bergen met de "Cremallera", een tandradbaan naar het 1000 meter hoger gelegen Vall de Núria. En dat is nu precies het doel van vandaag. Vall de Núria is een op 2000 meter hoogte gelegen dal, omgeven door bergtoppen die tot bijna 3000 meter hoogte reiken. Het is onderdeel van het veel grotere Reserva Nacional de Freser i Setcasses op de grens met Frankrijk.

De start van vandaag is in deze trein die zich in een kleine drie kwartier (over het grootste deel van het 12.5 km lange tracé met behulp van een tandrad) omhoog werkt door tunnels, kloven, langs afgronden en prachtig uitzichten naar het bedevaartsoord Santuari de Núria. In 1931 werd deze spoorweg aangelegd om de stroom pelgrims te kunnen vervoeren.

Deze zijn er nog steeds, maar voor het overgrote deel wordt het nu gebruikt door toeristen die er een bergwandeling, paardenrit of alleen maar een picknick willen houden op het gras voor het sanctuario. Natuurlijk hoort daar wel een bezoekje aan het Santuari de Núria en de Ermita de Sant Gill bij. In de winter kun je  hier skiën.

Zodra we uitstappen kijken we verbaasd om ons heen. Het lijkt wel een pretpark daarboven: muziek en goochelaars, rondtochtjes met bootjes enz. Niets van de rust die we hier dachten te vinden.

We bekijken de belltower met zijn klokken, waaronder de Enriquetta klok uit 1943. 350 kilo zwaar beiert hij nog steeds in dit carillon. Andere klokken zijn pas rond 1999 geïnstalleerd. De klokken laten hun geluid door de gehele vallei klinken, net zoals 1200 jaar eerder St. Gil dat deed met zijn primitieve klok om de herders te roepen. 

Stukje geschiedenis:

Volgens de legende verborg Sant Gil een beeld van de Maagd (die hij zelf gesneden had) in een grot, samen met een kruis, een bel en een pot.  Met het kruis predikte hij het Christelijk geloof aan de herders, met de bel riep hij de herders iedere avond en met de pot bereidde hij het eten. Dit gebeurde in de 8e eeuw, hij woonde toen enige tijd in dit gebied. Later, in de 11e eeuw, werden het beeld en de andere spullen teruggevonden op aanwijzing van een os. De vindplaats werd een gewijde plaats. Er kwam een hospitaal ten behoeve van reizigers die door de bergen naar Frankrijk trokken en de plek groeide uit tot een bedevaartsoord. De Ermita de Sant Gil dateert uit 1615. Het sanctuaria is met de aardbeving van 1428 verwoest. Het huidige klooster is 20e eeuws.

We wandelen naar de Ermita de Sant Gill en lezen over de traditie rond het kruis, de bel en de pot die in de kerk zijn terug te vinden. Een verering van de symbolen van Núria die al sinds de 15e eeuw plaatsvindt. Ergens in een hoek in het heiligdom staat deze wonderlijke bidstoel. Een opvallend en merkwaardig, maar ook een luidruchtig ding. Achter een opening zit een soort pot, de l'olla. Erboven staat het kruis en ernaast hangt de bel. Aan dit geheel worden, zoals vaker,  wonderbaarlijke eigenschappen toegeschreven. Noodweer kan er mee verdreven worden, maar ook hoofdpijn. Heel bijzonder is wel de volgende eigenschap: een vrouw die met het hoofd in de pot de bel luidt, zal worden gezegend met vruchtbaarheid. Te oordelen naar het voortdurende geklingel in het Heiligdom, zou het geboortecijfer van Spanje hoger moeten zijn.

Het wordt tijd om een wat rustiger stekje op te zoeken. Lekker wandelen dus een stukje bergop. Langs een bergbeekje klimmen we hoger en hoger. Eerst kabbelt het nog vrij rustig maar al snel komen de kleine watervalletjes. Wat we ook zien en waar we wat minder blij mee zijn, zijn paarden. Héél veel zelfs! Met de gebeurtenis van gisteren nog in ons achterhoofd lopen we er ruim omheen. Gelukkig nemen deze totaal geen notitie van ons en grazen rustig verder. Mooie bloemen bloeien hier, we kennen ze niet bij naam. We spotten een grote groep gemzen verder de berghelling op.  Minutenlang kunnen we ze volgen, helaas zijn ze net te ver weg om te filmen of foto's te maken. We moeten het doen met een wazig prentje. We passeren een kudde koeien met kalfjes. Vanachter een van de bergen komen helderwitte wolken in het zicht. Even in de gaten houden of dat zo blijft of dat er (onweers-) buien tot ontwikkeling komen. Tegen 14 uur zijn we weer terug in het Núria-dal. 

We hebben vanmorgen een enkele reis voor het tandradbaantje gekocht, want we willen naar beneden wandelen: 12,5 km dus. Dit gaan we doen via de oude pelgrimsweg, de Camí Vell. Dat wordt vier uur flink doorstappen! De bewolking is inmiddels verdwenen en het is weer erg warm. Gelukkig passeren we menig beekje, zodat Richard wat afkoeling kan vinden. Op deze manier hoopt hij hoofdpijn te kunnen vermijden. Het tandradbaantje zien we aan de overkant van de kloof weer naar beneden rijden met de dagjesmensen. Na zo'n twee uur wandelen zijn we aan een rustpauze toe. Richard zoekt een grote platte steen, vlakbij een bruggetje en doet een middagdutje. 

Tegen zeven uur zijn we weer beneden in Ribes de Freser. Trots op onszelf dat het ons gelukt is. Het was geen zware tocht maar wel een erg lange!

Donderdag 27 juli

Na twee dagen en nachten verlaten we Ribes en gaan op weg naar Pardines, wat betekent "gebouwde ruïnes." Het is voor het eerst gedocumenteerd in 839. In 1690 hebben de troepen van Lodewijk de 14e bijna alle vestingmuren hier vernietigd. Er staan op twee plekken nog stukjes van de oude verstevigde muren overeind en van de vier torens is er nog één in goede staat.  Wel zijn er nog oude wasbekkens en de Kerk van Sant Esteve (helaas gesloten) alsmede nauwe steegjes. De woningen in het oude gedeelte zijn alle opgetrokken in natuursteen. Prachtig dorpje en schitterende uitzichten op de vallei en de rivier  El Segadell.

Een wandeling vanaf La Farga staat 's middags op ons programma. Een route van anderhalf uur, waar een aantal oude mijnen te bezichtigen zijn. Sommige staan op privégrond, maar als je netjes op de paden blijft en geen schade aan de natuur berokkend is het toegestaan. Het enige wat we moeten doen zijn de gele tekens volgen.

Eerst de rivier de Freser oversteken en dan gaat het omhoog. Door het bos komen we al snel bij de 1e mijn Mina Yellas. Hier kunnen we zo'n 50 meter inlopen, maar donker is het wel. Vervolgens wordt het lastige, de tekens staan nog wel op de bomen maar de paden zijn verdwenen. We klauteren maar op goed gevoel de heuvel af en vervolgen de tocht. Na lang zoeken vinden we ook de tweede ingang, Mina Gaetan. Het laatste gedeelte is zo ongeveer een sluiproute, overgroeid met onder andere een soort buxus. Maar uiteindelijk komen we weer terug bij het startpunt. 

We rijden nog een eindje noordwaarts. In een klein plaatsje op de route klinkt er muziek. Bij het passeren van het dorpsplein zien we het al: een feestje. Het hele dorp lijkt aanwezig en er staat eten op lange tafels. We zetten de auto aan de kant en de volgende twee uren gaan de voetjes van de vloer. Er is live muziek en alhoewel sommige ritmes en dansen net wat anders zijn dan die wij kennen, vermaken we ons best. Nadien zoeken we nog snel een plekje in de buurt van Perpignan. Het eten deze avond bestaat uit een blik maaltijdsoep, altijd lekker. 

Vrijdag 28 juli

Via de A75 noordwaarts en maar bekijken hoever we komen. Bij het Viaduct van Millau, over de rivier de Tarn, stoppen we. Het viaduct is anderhalf jaar geleden, (op 14 december 2004) geopend door de toenmalige president Jacques Chirac. Het is de hoogste brug ter wereld in constructiehoogte. Het heeft acht overspanningen, ondersteund door zeven betonnen pijlers. De middelste stukken overspannen 342 meter. De brug ligt op 270 meter boven de rivier en de lengte is 2460 meter. De hoogste brugpijlers reikt 343 meter de lucht in, iets hoger dan de Eiffeltoren. Je moet tol betalen om er overheen te rijden.

En dan gaan we eindelijk, 20 jaar na de eerste 3 pogingen, naar  Chaos de Montpellier-le-Vieux. Toentertijd was ik (Richard) met de trein gekomen en ontdekte bij toeval het bestaan van dit park. Bij de eerste poging was ik op de fiets toen ik het bordje ernaartoe zag. De helling bleek echter veel te steil om te fietsen op een stadsfiets. De tweede poging strandde omdat ik niet wist hoe groot de afstand erheen was; ik liep bergop en bleef maar lopen zonder dat ik er kwam. Toen ik daarna, moe en teleurgesteld op de camping terug kwam nodigden de buren mij uit om 's avonds met hen mee te rijden naar Chaos de Montpellier-le-Vieux. Toen puntje bij paaltje kwam gingen ze toch niet: poging 3 ook mislukt. 

Maar nu staan we er dan, bij deze prachtige stad van steen op de Causse Noir.  Deze bijzondere rotsformaties zijn ontstaan zo'n honderd miljoen jaar geleden door langzame inwerking van water op kalksteen. Op sommige plekken lijken de rotsen wel op de ruïnes van een stad in de verte en met een beetje fantasie zie je figuren in steen. Tot in 1870 wist men wel van het bestaan van dit bijzondere landschap, maar werd het door de lokale bevolking beschouwd als een ‘vervloekte stad’, waar de duivel rond zou dwalen. Schapen en geiten die hier 's nachts vertoefden vielen ten prooi aan wolven. Dit zorgde ervoor dat men eeuwenlang liever zo ver mogelijk bij dit bijzondere landschap uit de buurt bleef. In 1883 werd het gebied in kaart gebracht, er kwam een toegangsweg en dus toeristen.

We wandelen hier rond tot we moe zijn en stappen dan in de auto, op weg naar Camping Les Loges in Nonette. Aan het eind van de dag staan er zo'n 442 km op de teller. Tijd om te gaan eten.

Zaterdag 29 juli

Nog twee daagjes en dan zit de vakantie er weer op. Er staat nog één ding op ons verlanglijstje en dat is naar de vulkanen in de Auvergne. De bekendste is de Puy de Dôme. Het is 1 van de jongste vulkanen in de Centraal Massief en de lavakoepel is 1464 meter hoog. De laatste uitbarsting vond plaats rond 5760 v. Chr. Hiermee wordt de vulkaan als uitgedoofd beschouwd, dus veilig om te bezoeken. Met een bus worden we erheen gebracht. Het weer is vandaag wat minder mooi en eenmaal boven vragen we ons af of we het droog houden. De top biedt een prachtig uitzicht op de Chaîne des Puys , een keten van 40 km die bestaat uit vulkanische slakkenkegels, lavakoepels en maren.

Veel paragliders gebruiken deze top om een onvergetelijke ervaring op te doen, wij blijven maar gewoon met onze voeten op moeder aarde, nou ja.... lava dan.

We lopen langs de restanten van een tempel gebouwd door de Romeinen en gewijd aan Mercurius (god van de reizigers). Wel een vreemde plek, maar toch verklaarbaar. Hier vlak naast liep een belangrijke Romeinse weg, de Via Agrippa, tussen Lyon en Saintes. En de grote Romeinse stad Augustonumetum, wat nu Clermont-Ferrand is, lag er vlakbij. 

Ook staat er een meteorologisch observatorium, gebouwd in de 19e eeuw. De vulkaantop kent extreme weersomstandigheden met hoge windsnelheden, omdat de vulkaan het eerste hoge reliëf voor luchtmassa's vormt bij westenwind. Tussen november en april gaat de top de helft van de dagen schuil achter de wolken. Wij houden het in ieder geval droog vandaag, de wolken verdwijnen en de zon komt weer terug. 

Wat later in de middag brengt de bus ons weer terug bij de auto.  

Camping Municipal in Jenzat wordt onze slaapplek voor vannacht.

Zondag 30 juli

Nog een lange reisdag van zo'n 950 km hebben we nog voor de boeg. Gelukkig gaat het allemaal heel voorspoedig. Via Luxemburg en Manderscheid (Duitsland), waar we nog een heerlijke kebab eten, komen we weer in ons eigen dorp aan. Veel over na te praten en na te genieten van alles wat we gedaan en gezien hebben. Het was weer een vakantie met een gouden randje!